50 WV: 50 Woorden Verhaaltjes

‘Wat romantisch!’ riep ze toen ze zijn keukentje zag.
Hij stond klaar met duuruitziende hapjes.
‘Anton!
Deze keuken past wel 20 keer in die van ons, maar alles wat je nodig
hebt, dat is er gewoon! ‘
Over haar schouder keek hij naar Anton. Morgen zie ik je weer dacht hij.
Hij stond klaar met duuruitziende hapjes.
‘Anton!
Deze keuken past wel 20 keer in die van ons, maar alles wat je nodig
hebt, dat is er gewoon! ‘
Over haar schouder keek hij naar Anton. Morgen zie ik je weer dacht hij.

Ze vond het cool, het gevoel als eerste iets te weten. Maar dit was nog niet zeker. Toch wist ze dat zij de eerste was die het zeker zou weten. Behalve de dokter die het haar zou vertellen. Ze zou het liever voor zichzelf houden, voor altijd een geheim.

De ouders kijken naar de kindertjes en de kindertjes kijken naar de ouders. De kinderen hebben hun jas aan en zitten te wachten op de stoel tot ze het sein krijgen dat ze naar buiten mogen rennen. De ouders zwaaien naar de kindertjes of misschien naar specifiek eentje, de hunne.

Hij moest vandaag maar eens iets heel gewoons gaan doen.Een roodborstje bijvoorbeeld. Ja een roodborstje was prima. Dat felle oranje, gek eigenlijk, een roodborstje heeft een oranje borst, maar oranjeborstje klinkt niet lekker. Roodborstje. Brandweerwagenrood. Vandaag hoefde hij geen kunst te maken. Gewoon een roodborstje, maar dan wel met brandweerwagenrood.

Het was nog lang geen Pasen maar overal waren paaseitjes. Ze zette een gezellig schaaltje met eitjes op het hoekje van het aanrecht. Afblijven zei ze elke keer tegen zichzelf als ze erlangs liep. Afblijven. Straks. De thee was nog niet eens gezet en het gezellige schaaltje was al leeg.

Toen het jurylid in haar grote jurk het podium opkwam om de prijswinnaar te feliciteren schoof ze achteruit om de enorme aankomende jurk wat ruimte te geven. Het gevolg was dat ze zelf met haar stoel van het podium viel. Ze werd de genomineerde van 2013 met de gekneusde arm.

Mijn broer schold me uit voor brillenjood. Ik wist niet wat dat was, maar het was erg want mijn broer was heel kwaad en ik huilde. Het had met mijn bril te maken.Waarom heeft niet iedere jood een bril op dacht ik toen ik later begreep wat joden waren.

Mijn zusje en ik speelden Batmannetje en Robin. Onze kostuums waren een stukje voeringstof met een touwtje om onze nek. Als je hard rende, fladderde de stof achter je aan. Mijn zusje was altijd Batman. Ik vond het niet erg altijd Robin te zijn. Als ik maar iemand was.